#3 Parisferique c’est magnifique- summary

Page

In oktober 2017 vertrokken we richting La Metropole du grand Paris om het onderzoek naar de toekomstige woningbouwopgave en de rol van architectuur verder te onderzoeken.

La Metropole du grand Paris is een enorme stedelijke agglomeratie waar alle grootstedelijke opgaven, die we ook in de Nederlandse grote steden moeten aanpakken enorm zijn uitvergroot. We hebben met deze reis gefocused op een aantal vragen: Hoe blijft de regio Parijs aantrekkelijk voor alle doelgroepen? Welke nieuwe oplossingen zijn er om de stedelijke gebieden verder te verdichten? Hoe gaat men om met de sociale tweedeling in de buitenwijken? En hoe wordt de stedelijke vernieuwingsopgave aangepakt?

Aantrekkelijke mix door sturing en non-sturing
De stad Parijs is maar klein. De gemeente Parijs is beperkt tot het gebied binnen de ring. Daaromheen liggen allemaal verschillende gemeentes. De druk op de woningmarkt is hoog in de hele regio Parijs, maar de manier waarop daarmee wordt omgegaan verschilt per gemeente sterk.
Binnen de stad Parijs is het aandeel sociale woningbouw slechts 21%. Sociale woningbouw wordt overigens wel iets ruimer gedefinieerd dan in Nederland. Er zijn drie verschillende huur/inkomensniveaus, waarbij het maximale inkomen gekoppeld is aan de huishoudensgrootte. Zo komt 60% van de Franse bevolking in aanmerking voor een sociale huurwoning.
De gemeente Parijs doet er veel aan om het aandeel sociale huurwoningen te vergroten om zo de stad bewoonbaar te houden voor een brede groep. Koopappartementen zijn namelijk met €10.000 per m2 onbetaalbaar voor het merendeel van de Parijzenaren. Daarom wordt in alle grote nieuwbouwontwikkelingen 50% sociaal als taakstellende opgave meegegeven.


In de omliggende gemeentes is de situatie anders. In Montreuil, een gemeente met een communistische burgemeester, liggen de verkoopprijzen al veel lager met ca €5000 per m2.
Maar daarnaast wordt de druk om nieuwe woningen te bouwen getemperd door non-planning. Van geval tot geval wordt bekeken of het plan binnen de doelstelling van de gemeente past, of het bijdraagt het bij aan een inclusieve wijk. Alleen in die gevallen verleent de gemeente medewerking en lukt het om een plan te realiseren. Dit proces gaat ook volledig bottom up, er komt geen top down plan aan te pas. Met grote onzekerheid voor de ontwikkelaars tot gevolg, maar met een sterke bijsturingskracht vanuit de gemeente. Deze strategie daagt ontwikkelaars en ontwerpers uit om met een sterke visie op zowel programma als de ruimtelijke inpassing te komen om de gemeente Montreuil te overtuigen. We spraken bijvoorbeeld met Anne Pezzoni en Kay Woo van Archi5 die samen met ReiHabitat inmiddels meerdere projecten volledig in hout hebben gerealiseerd in Montreuil. Naast een sterke programmatische visie is het bouwen in hout een sterke troef in hun aanpak.

De non-plannings-strategie van Montreuil is een interessante strategie om gentrification langzaam te laten verlopen. Met name voor gebieden met een sterke mix van hoog- en laagwaardige functies zoals bijvoorbeeld de Binckhorst in Den Haag, het Hamerkwartier in Amsterdam kan dit een relevante aanpak zijn.  Een dergelijke aanpak van (gedeeltelijke) non-planning maakt het mogelijk om enerzijds te verdichten en te vernieuwen, maar tegelijkertijd ook ruimte te houden voor bestaande functies te handhaven.

Nieuwe typologieën voor de verdichting
Binnen de grenzen van de gemeente Parijs wordt naarstig gezocht naar mogelijkheden om woningen te bouwen. Er is heel weinig ruimte, en die ruimte die er is ligt pal naast de snelweg of wordt doorkruist door infrastructuur.
De stad werkt aan een aantal complexe, maar ambitieuze projecten. Eén van deze locaties is Clichy Batignoles, een grote ontwikkeling op een oud rangeerterrein in het noordwesten van de stad. De opeenstapeling van ambities leidt hier tot extreme keuzes: een gigantisch park van 10 ha met daaromheen een gemengd programma in een zeer hoge dichtheid, 50% sociale woningbouw en alle kantoren bovenop het verplaatste rangeerterrein dat geheel overdekt wordt.
Nieuwe gebouwtypologieën levert deze strategie niet op, maar wel een zeer hoogwaardige ingreep die een enorme impact heeft op de omliggende buurten.

Nieuwe gebouwtypologieën hebben we wel gevonden aan de oostzijde van de stad. Het project ‘Home’ vormt een antwoord op de ambities om sociale woningbouw prominent op de agenda te zetten, de stad behoorlijk te verdichten, een aantrekkelijk stedelijk weefsel te creëren en eigentijdse woonkwaliteit te realiseren. Het project kan worden opgevat als  een soort ‘Twintowerblock’.  Het refereert enerzijds aan de Hausmanniaanse stedenbouw door op straatnvieau een helder gedefinieert blok te vormen. Naar boven toe maken twee aparte torens zich lost van het blok. De grootse en meest prominente toren bevat de sociale woningbouw. Het hof of de tuin van waaruit beide torens worden ontsloten is nadrukkelijk een gedeelde ruimte waar beide doelgroepen (kopers en huurders) samen gebruik van maken.

Parijs maakt slim gebruik van de druk op de markt door de grote winsten op de grond in te zetten om de politieke ambities te realiseren. Deze kans hebben de Nederlandse grote steden op dit moment zeker ook. Een aandeel van 50% sociaal (wat in Nederlandse termen waarschijnlijk sociaal en midden zal zijn) werkt in Parijs en is kennelijk haalbaar. De Amsterdamse politiek heeft die ambities nog iets hoger gesteld met een 40-40-20 (sociaal-midden-duur) verdeling. De vraag is wel of dit niet te ver gaat en of het met deze mix nog wel lukt om hoge ambities op ingewikkelde locaties te realiseren.

Sociale tweedeling in de buitenwijken
Sociale tweedeling is natuurlijk geen architectonische opgave, maar het heeft er wel degelijk raakvlakken mee. In hoeverre kunnen ruimtelijke oplossingen een bijdrage leveren aan het uitvergroten dan wel beperken van de heftigheid waarmee sociale problemen zich manifesteren? Dit is een vraag waar ontwerpers, maar ook andere stakeholders zich over zouden moeten buigen.
De manier waarop Parijs en de omliggende gemeentes omgaan met die tweedeling verschilt sterk per gebied. In de zogenaamde Grand Ensembles overheerst de fysieke opknapbeurt als strategie om de problematische woningbouw aan te pakken. De erfenis van bijzondere ontwerpen uit de jaren ’60 en ’70 is op veel plaatsen rondom de Franse hoofdstad nog heel dominant. Zo rigoureus als de transformatie is geweest in de Nederlandse wederopbouwwijken, zoals de Bijlmermeer en de Westelijke tuinsteden, waar veel sociale huurwoningen zijn gesloopt en vervangen door koopwoningen, pakt Frankrijk dat absoluut niet aan. Er is veel respect voor het oorspronkelijke ontwerp, van transformatie is eigenlijk geen sprake.

Cité des Courtillières – Le Serpentin in Pantin, een gebouw met 600 woningen uit 1956 van architect Aillaud, is een interessante casus. Dit complex is vier lagen hoog en slingert als een slang rondom een enorm park van 4,2 ha. De vernieuwingsaanpak heeft het oorspronkelijke ontwerp volledig gerespecteerd. De gebouwen zijn gerenoveerd (gevels geïsoleerd, liften vernieuwd, zonnepanelen geplaatst) en het park is opnieuw ingericht. Om een bredere bewoners mix mogelijk te maken zijn aan de buitenkant van het complex kleinschalige nieuwbouwingrepen gepleegd. Hier zijn wat grotere gezinswoningen met tuin te koop voor mensen die het zich kunnen veroorloven om door te stromen. Interessant aan deze aanpak is dat enerzijds de schoonheid van het concept overeind blijft, maar anderzijds wel degelijk een grotere mix wordt bewerkstelligd. Het gigantische park vraagt om veel onderhoud, maar heeft ook een veel grotere reikwijdte gekregen dan alleen de direct omwonenden. Het bijzondere is dat de structuur van het plan zich leent voor deze aanpak, de slinger heeft een groot raakvlak met omliggende straten en blokken. Ondanks deze aanpassingen is in Le Serpentin nog weinig veranderd. Hier zijn vier beheerders aangesteld, ze wonen in het complex en lopen dagelijks van 9 tot 5 rond om voorkomende problemen op te lossen en een oogje in het zeil te houden. We spraken één van hen die aangeeft dat er nog steeds veel werkeloosheid en drugsproblemen zijn.
Schaal is een belangrijk aspect in relatie tot deze opgave. Het woord zegt het al: ‘Grand Ensembles’, waar alles is uitvergroot, dus ook de problemen. Het is hoe dan ook lastig om respectvol iets aan die schaal te doen.

Het toppunt van grootschaligheid is wel het project Les espaces d’Abraxas in Noisy le Grand.  We waren erg benieuwd hoe men omgaat met deze relatief jonge variant van de Grand Ensembles.
Het probleem is hier veel complexer. Zowel op gebouwniveau als op buurtniveau zijn de problemen groot, alles is sterk verouderd en er is weinig sociale controle. Transformatie van dit complex is tevens technisch en financieel heel lastig. Daarom wordt toch ook weer gezocht naar een manier om het te handhaven, maar wel beter aan te takken bij de omgeving. De manier waarop is nog niet uitgekristalliseerd, daarover verschillen de gemeente en de architect Bofill van mening.
De strategie die in beide projecten wordt toegepast, namelijk met respect voor het oorspronkelijke idee zorgen voor een betere aansluiting bij de omgeving en een bredere mix van doelgroepen is interessant. Daar kunnen we in Nederland nog wat van leren.

De waarde van het experiment
Frankrijk heeft een traditie waarin het grote idee op een voetstuk staat, veel sterker dan in onze cultuur het geval is. Dit heeft geleid tot waanzinnige projecten waarvan je je zeker kunt afvragen of ze de tand des tijds kunnen weestaan. Maar het heeft zeker ook geleid tot een paar zeer geslaagde experimenten die nog steeds zeer overtuigend zijn in hun zeggingskracht.
Eén van die projecten is Les Etoiles in Ivry sur Seine. Dit plan uit 1972 is gebaseerd op een structuur van driehoeken. Het is een structuralistisch plan dat goed is ingebed in een bestaande context. Dit plan vormt een interessant antwoord op de immer actuele opgave om de stad te verdichten en tegelijkertijd goede woonkwaliteit te realiseren. De woningen in dit project zijn geweldig; ruimtelijk, met grote daktuinen, veel privacy en beschermd tegen de drukte eromheen. Dit Parijse voorbeeld leert ons is dat sterke woonconcepten en een goede inbedding in een historische context heel goed samen kunnen gaan. ­